flashmob
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- flash·mob
Woordherkomst en -opbouw
- Van het Engelse flash mob
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | flashmob | flashmobs |
verkleinwoord | flashmobje | flashmobjes |
Zelfstandig naamwoord
- een (grote) groep mensen die plotseling op een openbare plek samenkomt, iets ongebruikelijks doet en daarna weer snel uiteenvalt.
- voor de bruiloft werd ter verhoging van de feestvreugde een flashmob ingeplanned
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord flashmob staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.