Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flash·mob
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord flashmob flashmobs
verkleinwoord flashmobje flashmobjes

Zelfstandig naamwoord

de flashmobv / m

  1. een (grote) groep mensen die plotseling op een openbare plek samenkomt, iets ongebruikelijks doet en daarna weer snel uiteenvalt.
    • voor de bruiloft werd ter verhoging van de feestvreugde een flashmob ingeplanned 


Meer informatie

Gangbaarheid