fietscrossen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fiets·cros·sen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fiets en crossen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fietscrossen |
fietscroste |
gefietscrost |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
fietscrossen
- (sport) onovergankelijk een fietscross houden
Zelfstandig naamwoord
de fietscrossen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord fietscross
Gangbaarheid
- Het woord fietscrossen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.