Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fiets·blok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietsblok fietsblokken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het fietsbloko

  1. een van beton gemaakt blok met een gleuf waarin met het voorwiel van een fiets kan stallen

Gangbaarheid