• fe·ze·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
fezelen
fezelde
gefezeld
zwak -d volledig

fezelen

  1. inergatief spreken met gedempte stem
    • Zij fezelde tijdens de vergadering iets in mijn oor. 
  2. overgankelijk iets met gedempte stem zeggen
    • Er werd in de zaal heel veel gefezeld. 
18 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be