fettisdag
- Samenstelling van het Zweedse bijvoeglijke naamwoord fet en het Zweedse zelfstandige naamwoord tisdag
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | fettisdag | fettisdagen | fettisdagar | fettisdagarna |
genitief | fettisdags | fettisdagens | fettisdagars | fettisdagarnas |
fettisdag, g
- (feest) vastenavond, Vette dinsdag (de dag vóór aswoensdag)
- vita tisdagen
- (Zweeds-Fins) fastdagstisdagen
- Zie Wikipedia voor meer informatie.