• fels

fels

  1. partitief van de stellende trap van fel
    • Dat is iets fels... 
enkelvoud meervoud
naamwoord fels felsen
verkleinwoord - -

de felsm

  1. omgebogen rand aan een metalen plaat
vervoeging van
felsen

fels

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van felsen
    • Ik fels. 
  2. gebiedende wijs van felsen
    • Fels! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van felsen
    • Fels je? 
31 % van de Nederlanders;
27 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be