• IPA: /fa.buˈla.re/
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
fābulāre fābulō fābulāvī fābulātum
eerste vervoeging volledig
  1. praten, spreken


vervoeging van
fabular

fabulare

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van fabular
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van fabular