fabuleren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fa·bu·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fabuleren |
fabuleerde |
gefabuleerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
fabuleren [2]
- inergatief verzinsels vertellen en wel zodanig dat men er zelf in gaat geloven (-> Münchhausen)
- inergatiefverhalen, fabels e.d. vertellen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord fabuleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fabuleren" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ fabuleren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be