exudar
- e·xu·dar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
exudar |
exudaba |
exudado |
volledig |
exudar
- onovergankelijk zweten, uitzweten
- uitslaan (door vocht op de wanden)
- overgankelijk doorlaten, doorsijpelen, afscheiden van vocht
- [1] rezumar
- exudar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española