• eso·tro·pie
  • afgeleid van het Griekse 'ésō', 'eísō' (naar binnen) met het achtervoegsel -opie
enkelvoud meervoud
naamwoord esotropie -
verkleinwoord - -

de esotropiev

  1. (medisch) scheelzien met de oogassen naar elkaar toe staand, ofwel 'strabismus convergens'