eskalieren
Duits
Uitspraak
- Geluid: eskalieren (hulp, bestand)
- IPA: /ɛskaˈliːʁən/
Woordafbreking
- es·ka·lie·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
eskalieren |
eskalierte |
eskaliert |
zwak | volledig |
Zelfstandig naamwoord
eskalieren