• erg·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord ergheid ergheden
verkleinwoord

de ergheidv

  1. iets dat heel vervelend of gevaarlijk is; de mate waarin iets vervelend of gevaarlijk is
    • Wie, zo vraagt Kousbroek zich af, kan deze “zelf-verzonnen ergheden om onnozele burgers de stuipen op het lijf te jagen” geschreven hebben? Hij vindt dat een kloon 'niet vreemder of griezeliger' dan een eeneiïge tweeling is: “Het weerzinwekkende is niet het klonen, maar het oeverloos domineesgeleuter waarmee het gepaard gaat.” [2] 
    • Het argumentum ad horrendum (reductie tot het ergste). Voorheen liet deze drogreden zich graag zien als ‘er zijn ergere dingen, dus waar maak je druk om’. Tegenwoordig kom je hem vaker tegen als ‘maar hoezittetdanmet’, in het Engels ook wel een ‘whataboutism’ genoemd. Activisten krijgen bijna dagelijks met deze drogreden te maken. Hij werkt ongeveer als volgt: datgene waar persoon A zich druk over maakt, laten we het onderwerp 1 noemen, wordt door persoon B in diskrediet gebracht, door persoon A erop te wijzen dat er ergere dingen zijn, bijvoorbeeld onderwerp 2. In één ding heeft persoon B groot gelijk: er zijn ergere dingen. Altijd. Waar persoon B echter ongelijk in heeft, is de suggestie dat dit van invloed is op de ergheid van onderwerp 1. [3] 
    • De per mail verstrekte cijfers aangaande de overlast, de ergheid van de overlast, de frustratie bij de politie die machteloos staat, en de hoeveelheid betrokken Marokkaanse straatterroristen werden tòt het avondjournaal van acht uur nog met een zekere trots opgelezen door Philip Freriks, voor wie het natuurlijk ook allemaal net nieuw was. [4] 
    • Hoe erg op de schaal van ergheid is de ramp met het gezonken BP-platform in de Golf van Mexico nu werkelijk? Zoals steeds bij rampen is de commotie enorm en de superlatieven zijn niet van de lucht. Tegelijkertijd is de historische kennis over dit soort ongelukken minimaal, of de media maken er geen gebruik van. [5] 
46 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[6]