Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eo·liet
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Grieks[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord eoliet eolieten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de eolietm

  1. (archeologie) (geologie) onbewerkt stuk steen dat men in de prehistorie als gereedschap gebruikte

Gangbaarheid

55 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen