• Mogelijk afgeleid van kiki met het voorvoegsel en- en met het achtervoegsel -iner, in de betekenis van “ergernis veoorzaken” voor het eerst aangetroffen in 1844. [1]

enquiquiner

  1. overgankelijk (spreektaal) klieren, pesten, vervelen
    «T'as fini d'enquiquiner ma sœur?»
    Hou je eindelijk eens op mijn zus lastig te vallen? [2]
  2. overgankelijk (spreektaal) lak, schijt hebben aan
    «Tes amis de merde, je les enquiquine
    Die stomme vrienden van jou, daar heb ik schijt aan.

s’enquiquiner

  1. wederkerend (spreektaal) zich vermoeien
    «Pourquoi s'enquiquiner à coller une étiquette sur chaque paquet?»
    Waarom zou je je vermoeien met het plakken van een etiket op ieder pakket? [2]