enerveren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ener·ve·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘op de zenuwen werken’ voor het eerst aangetroffen in 1903 [1]
- afgeleid van het Franse énerver (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
enerveren |
enerveerde |
geënerveerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
enerveren [4]
- overgankelijk op de zenuwen werken
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord enerveren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "enerveren" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ "enerveren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ enerveren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be