endorfine
- en·dor·fi·ne
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘morfineachtige substantie’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1984 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | endorfine | - |
verkleinwoord | - | - |
- (medisch) (farmacologie) een door het lichaam aangemaakte morfineachtige stof
- We wisten niet dat endorfine door het lichaam aangemaakt werd.
- ▸ Ondertussen was ik stukje bij beetje uit mijn angstige gemoedstoestand van de afgelopen weken gekomen en voelde ik me steeds beter op de trail. Waarschijnlijk mede dankzij de endorfine die vanwege mijn dagelijkse 11 uur durende wandelingen door mijn lichaam stroomde.[2]
- Het woord endorfine staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "endorfine" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "endorfine" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be