• em·bed
vervoeging van
embedden

embed

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van embedden
    • Ik embed. 
  2. gebiedende wijs van embedden
    • Embed! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van embedden
    • Embed je? 


vervoeging (A)
onbepaalde wijs to  embed 
he/she/it  embeds 
verleden tijd  embedded 
voltooid
deelwoord
 embedded 
onvoltooid
deelwoord
 embedding 
gebiedende wijs  embed 

embed

  1. onovergankelijk zich vastzetten
  2. overgankelijk vastleggen, vastzetten
  3. overgankelijk, (informatica) embedden