embed
- em·bed
vervoeging van |
---|
embedden |
embed
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van embedden
- Ik embed.
- gebiedende wijs van embedden
- Embed!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van embedden
- Embed je?
- Het woord embed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Geluid: embed (VS) (hulp, bestand)
vervoeging (A) | |
---|---|
onbepaalde wijs | to embed |
he/she/it | embeds |
verleden tijd | embedded |
voltooid deelwoord |
embedded |
onvoltooid deelwoord |
embedding |
gebiedende wijs | embed |
embed
- onovergankelijk zich vastzetten
- overgankelijk vastleggen, vastzetten
- overgankelijk, (informatica) embedden