elkander
nominatief | genitief |
---|---|
elkander | elkanders |
- el·kan·der
- In de betekenis van ‘wederkerig voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
elkander
- drukt uit dat van twee of meer personen ieder op zijn eigen manier tegenover de ander handelt
- Zij waren echt aan elkander gewaagd.
- ▸ Heb elkander lief, maar maak van de liefde geen band: laat zij veeleer zijn een golvende zee tussen de kusten van je zielen.[2]
- [1] elkaar
- Het woord elkander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "elkander" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "elkander" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be