• ef·fi·ci·en·cy·winst
enkelvoud meervoud
naamwoord efficiencywinst
verkleinwoord

de efficiencywinstv

  1. toename in de doelmatigheid
     De NPO is voorstander van het meest vergaande model, schrijft Hagoort. Er ontstaat dan één voor de samenleving herkenbare partij, waarmee zo veel mogelijk efficiencywinst kan worden gehaald, onder meer door vermindering van het aantal bestuurslagen, samenwerking bij productie en gezamenlijke inkoop.[1]
     De efficiencywinst in het derde kwartaal werd deels teniet gedaan door hogere kosten van onderaannemers en de kosten voor het installeren van de eerste negen pakketautomaten op NS-stations en op Schiphol.[2]


  1.   Weblink bron “NPO wil integratie met regionalen” (Vrijdag 20 september 2013, 18:56), NOS
  2.   Weblink bron “PostNL maakt meer omzet en meer winst” (Maandag 3 november 2014, 09:39), NOS