Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eer·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eerloosheid eerloosheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de eerloosheidv

  1. het eerloos zijn
    • De eerloosheid van de tegenstander was een reden om door te vechten. 
Synoniemen
  1. lafheid

Gangbaarheid