• een·vou·dig·weg

eenvoudigweg

  1. eenvoudig, gewoon, helemaal, kortweg, gewoonweg
    • Geef het maar toe, je had het eenvoudigweg verkeerd gezien. 
88 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be