eensdaags
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- eens·daags
Woordherkomst en -opbouw
Bijwoord
eensdaags
- op een zekere dag in de toekomst
- Hij geloofde vast en zeker dat dit eensdaags zou gebeuren.
Gangbaarheid
- Het woord 'eensdaags' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.