eenenzestigjarige

  • een·en·zes·tig·ja·ri·ge

eenenzestigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van eenenzestigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een eenenzestigjarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord eenenzestigjarige eenenzestigjarigen
verkleinwoord

de eenenzestigjarigev / m

  1. levend wezen dat 61 jaar oud is of iets dat 61 jaar bestaat
    • De eenenzestigjarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.