dwaalde af
- Geluid: dwaalde af (hulp, bestand)
- dwaal·de af
vervoeging van |
---|
afdwalen |
dwaalde af
- enkelvoud verleden tijd van afdwalen
- Ik dwaalde af.
- Jij dwaalde af.
- Hij, zij, het dwaalde af.
- Ik dwaalde af.
- Het woord dwaalde af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.