druip af
- druip af
vervoeging van |
---|
afdruipen |
druip af
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afdruipen
- Ik druip af.
- gebiedende wijs van afdruipen
- Druip af!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afdruipen
- Druip je af?
- Het woord druip af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.