dronk koffie
- dronk kof·fie
vervoeging van |
---|
koffiedrinken |
dronk koffie
- enkelvoud verleden tijd van koffiedrinken
- Ik dronk koffie.
- Jij dronk koffie.
- Hij, zij, het dronk koffie.
- Ik dronk koffie.
- Het woord dronk koffie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.