Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • droeg voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voordragen

droeg voor

  1. enkelvoud verleden tijd van voordragen
    • Ik droeg voor. 
    • Jij droeg voor. 
    • Hij, zij, het droeg voor. 


Gangbaarheid