• droe·del
enkelvoud meervoud
naamwoord droedel droedels
verkleinwoord

de droedelm

  1. tijdverdrijf waarbij creatief omgegaan wordt met woorden, letters, en tekeningen
vervoeging van
droedelen

droedel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van droedelen
    • Ik droedel. 
  2. gebiedende wijs van droedelen
    • Droedel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van droedelen
    • Droedel je? 
46 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[2]