drankperiode
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- drank·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van drank zn en periode zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | drankperiode | drankperioden drankperiodes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de drankperiode v
- levensfase met overmatig drankgebruik
- ▸ ‘Ik ben ervan overtuigd dat de drankperiode achter hem ligt, ma,’ zei ze met een stem waaruit evenwichtigheid moest blijken.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'drankperiode' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.