Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • drank·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord drankperiode drankperioden
drankperiodes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de drankperiodev

  1. levensfase met overmatig drankgebruik
     ‘Ik ben ervan overtuigd dat de drankperiode achter hem ligt, ma,’ zei ze met een stem waaruit evenwichtigheid moest blijken.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen