(klemtoonhomogram)

  • door·zwom·men
vervoeging van
doorzwemmen

dóórzwommen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorzwemmen
    • ...dat wij doorzwommen. 
    • ...dat jullie doorzwommen. 
    • ...dat zij doorzwommen. 
vervoeging van
doorzwemmen

doorzwómmen

  1. meervoud verleden tijd van doorzwemmen
    • Wij doorzwommen. 
    • Jullie doorzwommen. 
    • Zij doorzwommen. 
  2. voltooid deelwoord van doorzwemmen