• door·zij·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorzijgen
zeeg door
doorgezegen
klasse 1 volledig

doorzijgen

  1. overgankelijk door een filter of zeef doen lopen
    • Nadat hij het mengsel doorgezegen had, liet hij het afkoelen, waarop zich kristalletjes begonnen te vormen.