• door·waakt
  • vervoeging van doorwaken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
stellend
onverbogen doorwaakt
verbogen doorwaakte
partitief doorwaakts

doorwaakt

  1. van een nacht dat deze wakend is doorgebracht in plaats van slapend
    • Dan ga je op het interwebs en lees je dat ruim 60 procent van de Nederlanders op zijn tijd aan slapeloosheid lijdt. Misschien liggen achter de wanden van je slaapkamer ook talloze lotgenoten, heel stil om de slaap maar te lokken. Hopend dat deze doorwaakte nacht niet tot de zoveelste doorstart met slaappillen leidt, waardoor je nog uitgeputter ontwaakt dan dat je naar bed ging.[1] 
    • Ze bevinden zich in een andere stilte, een mildere stilte, waar aan het einde van de doorwaakte nacht een beloning wacht, wat die ook moge zijn. [2] 
vervoeging van
doorwaken

doorwaakt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwaken
    • Jij doorwaakt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwaken
    • Hij doorwaakt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van doorwaken
    • Doorwaakt! 
vervoeging van: doorwaken…
verbogen vorm: doorwaakte

doorwaakt

  1. voltooid deelwoord van doorwaken
  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwaken
    • ... dat jij doorwaakt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwaken
    • ... dat hij doorwaakt. 
78 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[3]
  1. NRC Ellen Deckwitz 4 april 2017
  2. Harstad, Johan
    Max, Mischa & Het Tet-offensief 2017 ISBN 9789057598494 pagina 14
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be