doorreden
- door·re·den
vervoeging van |
---|
doorrijden |
doorreden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorrijden
- ...dat wij doorreden.
- ...dat jullie doorreden.
- ...dat zij doorreden.
- ...dat wij doorreden.
vervoeging van |
---|
doorrijden |
doorreden
- meervoud verleden tijd van doorrijden
- Wij doorreden.
- Jullie doorreden.
- Zij doorreden.
- Wij doorreden.
- vervoeging van doorrijden: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling ij-ee (IPAː /ɛi/ - /e/)
vervoeging van: | doorrijden… |
geen verbogen vorm |
doorreden
- voltooid deelwoord van doorrijden
- Het woord doorreden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.