• door·glij·den

doorglijden [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorglijden
gleed door
doorgegleden
klasse 1 volledig
  1. ergens glijdend doorheen gaan
  2. doorgaan met glijden
     Na rust kreeg ook ADO zijn eerste kans, maar invaller Mike Havenaar kopte naast. Achterin bleven de Hagenaars fout op fout stapelen en Hendriks scoorde na een slippertje van Tom Beugelsdijk. Even later moest ADO met tien man verder toen Setkus rood kreeg na doorglijden op Hendriks. Omdat Groenendijk al drie keer had gewisseld, besloot hij Dion Malone op doel te zetten.[2]
     "Weet je, de 500 meter is een ongelofelijke close race", begint De Laat na afloop van de finale, gevraagd naar waar het aan lag. "Voor hetzelfde geld lukt het mij net wel. Dan lig je op plaats twee, kun je doorglijden en word je tweede of eerste."[3]
     Sinds 1972 ben ik onderweg als automobilist en heb daarbij toch zeker een slordige twee miljoen kilometer onder de wielen laten doorglijden.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Go Ahead stuurt ADO naar laatste plaats” (Zaterdag 11 februari 2017, 21:45), NOS
  3.   Weblink bron “De Laat buiten podium op 500 meter, Knegt strandt met penalty op 1.000” (Zondag 16 februari 2020, 13:35), NOS
  4.   Weblink bron “‘Mijn wens voor 2022: Een Zwarte Piet-vrij nieuw jaar’” (Redactie 29-12-21, 10:07), Tubantia