doorbloed
- door·bloed
- vervoeging van doorbloeden: de stam zonder -d omdat de stam al op -d eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van |
---|
doorbloeden |
doorbloed
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorbloeden
- Ik doorbloed.
- gebiedende wijs van doorbloeden
- Doorbloed!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorbloeden
- Doorbloed je?
vervoeging van: | doorbloeden… |
verbogen vorm: | doorbloede |
doorbloed
- voltooid deelwoord van doorbloeden
vervoeging van |
---|
doorbloeden |
doorbloed
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorbloeden
- ... dat ik doorbloed.
stellend | |
---|---|
onverbogen | doorbloed |
verbogen | doorbloede |
partitief | doorbloeds |
doorbloed [1]
- met bloed doorweekt of doortrokken
- De verpleegkundige verwisselde het doorbloede verband.
- Het woord doorbloed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doorbloed" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be