docht
- Geluid: docht (hulp, bestand)
- IPA: / docht / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /dɔχt/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /dɔxt/
- docht
vervoeging van |
---|
dunken |
docht
- onpersoonlijke verleden tijd van dunken
- Het docht me niet verstandig dat te doen.
vervoeging van |
---|
dunken |
docht
- enkelvoud verleden tijd van dunken
- Ik docht.
- Jij docht.
- Hij, zij, het docht.
- Ik docht.
- Het woord docht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "docht" herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
36 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be