Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·kre·diet
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans discrédit, in de betekenis van ‘slechte naam’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1886; op te vatten als afleiding van krediet met het voorvoegsel dis- [1][2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord diskrediet
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het diskredieto

  1. reputatie dat je onbetrouwbaar bent
    • Door kwalijke roddels te verspreiden werd de aannemer in diskrediet gebracht. 
Typische woordcombinaties
  • in diskrediet brengen
    zijn goede naam laten verliezen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen