diplomeren
- Geluid: diplomeren (hulp, bestand)
- di·plo·me·ren
- afleiding van diploma
diplomeren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
diplomeren |
diplomeerde |
gediplomeerd |
zwak -d | volledig |
- iemand na het halen van een examen, daarvan (tijdens een feestelijke bijeenkomst) een schriftelijk bewijs overhandigen
- Voor EPBS-directeur Van Breda is het duidelijk dat Landstede van de samenwerking af wil door het negatieve nieuws. "Begrijpelijk, maar nu duperen ze de leerlingen. Als ze diplomeren, dan bevestigen ze onze samenwerking en dat willen ze voorkomen." [2]
- Het woord diplomeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "diplomeren" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia A. Goegebeur 11 januari 2017 Leerlingen de pineut bij scholenruzie
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be