dienstperiode
- dienst·pe·ri·o·de
- samenstelling van dienst zn en periode zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dienstperiode | dienstperioden dienstperiodes |
verkleinwoord |
de dienstperiode v
- tijd dat men in loondienst bij iets of iemand is geweest
- ▸ Terwijl we Cynthia in bad deden babbelde ze doodgemoedereerd over het echtpaar waar ze haar vorige dienstperiode had doorgebracht.[1]
- tijd al dan niet verplicht als militair werkt in het leger
- ▸ Ex-militair Admilson R. heeft eerder verklaard dat hij na zijn dienstperiode in Afghanistan hoge schulden had en snel rijk wilde worden. Aanvankelijk wilde hij mensen met veel geld beroven, maar die kende hij niet. Daarom koos hij voor oudere mensen, die makkelijke doelwitten zouden zijn.[2]
- Het woord dienstperiode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron “Levenslang geëist tegen broers in moordzaak Drenthe” (26-10-2015), NOS