• diek·ten
vervoeging van
dieken

diekten

  1. meervoud verleden tijd van dieken
    • Wij diekten. 
    • Jullie diekten. 
    • Zij diekten. 
    • Wij hebben bewijzen dat op alle mogelijke manieren is geprobeerd het justitieel onderzoek te frustreren en Mr. S. tot zwijgen te brengen. Zo zijn enkele rechercheurs, die bij het onderzoek waren betrokken eruit gehaald, omdat men van mening was dat ze teveel diekten. [1]