Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • diekt
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
dieken

diekt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dieken
    • Jij diekt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dieken
    • Hij diekt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van dieken
    • Diekt! 
    • Wat diekt je snuit hierzo? [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen