diekt
- diekt
vervoeging van |
---|
dieken |
diekt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dieken
- Jij diekt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dieken
- Hij diekt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van dieken
- Diekt!
- Wat diekt je snuit hierzo? [1]
- Het woord diekt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Cairo, E,Djari/Erven. 2e druk (1978) In de Knipscheer, Haarlem; ISBN 90 6265 011 2; p. 78; geraadpleegd 2019-01-07