Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dicht·ge·spij·kerd
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: dichtspijkeren…
verbogen vorm: dichtgespijkerde

dichtgespijkerd

  1. voltooid deelwoord van dichtspijkeren

Gangbaarheid