dialogiseren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- di·a·lo·gi·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Franse dialogiser (met het voorvoegsel dia-) met het achtervoegsel -iseren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dialogiseren |
dialogiseerde |
gedialogiseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
dialogiseren [2]
- overgankelijk in de vorm van een dialoog brengen
Gangbaarheid
- Het woord dialogiseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.