Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·zer da·gen
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

dezer dagen

  1. tegenwoordig, vandaag de dag
    • Dat is dezer dagen niet ongewoon. 
  2. onlangs
    • Ik heb hem dezer dagen nog gezien. 
  3. één ~: binnenkort
    • Ik moet één dezer dagen weer eens naar de kapper. 
Vertalingen

Gangbaarheid