deukte uit
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: deukte uit (hulp, bestand)
Woordafbreking
- deuk·te uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitdeuken |
deukte uit
- enkelvoud verleden tijd van uitdeuken
- Ik deukte uit.
- Jij deukte uit.
- Hij, zij, het deukte uit.
- Ik deukte uit.
Gangbaarheid
- Het woord deukte uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.