• de·tox
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘afkickafdeling van een verslavingszorgcentrum’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1992 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord detox detoxen
verkleinwoord

de detoxv

  1. ontgiftingskuur, ontwenningskuur
    • ,,Als je het technisch bekijkt, bestaat er maar één manier om je lichaam te detoxen: voorgoed stoppen met dingen die giftig zijn voor je lieve lijf, zoals drugs, alcohol en eten waar je ontzettend allergisch voor bent. "Maar uiteraard is dat niet de detox waar jij met je vrienden over praat tijdens brunch. In zowat 99 procent van alle gevallen wil detoxen zeggen dat je "tijdelijker gezonder wil leven". [3] 
    • Voor mensen met een zeer groot verantwoordelijkheidsgevoel is wel raadzaam om tijdens vakantie echt een digitale detox te nemen: ,,Die groep is extra vatbaar voor een burn-out. Maak goede afspraken met je werkgever hierover. Reageer gewoon niet op appjes en geniet van je vakantie." [4] 
    • Ze zou het dieet een week lang proberen als detox voor de feestdagen. En dat viel ontzettend mee. ,,Ik voelde me geweldig die week”, zegt ze nu. ,,Licht, optimistisch, zelfs een beetje high. Het was alsof ik dertig centimeter boven de grond wandelde. Ik leek wel verliefd op alles om me heen.” [5] 
  2. afkickcentrum
vervoeging van
detoxen

detox

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van detoxen
    • Ik detox. 
  2. gebiedende wijs van detoxen
    • Detox! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van detoxen
    • Detox je? 
89 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[6]