• des·ce·me·ti·tis
  • afgeleid met het achtervoegsel -itis van het "membraan van Descemet", de familienaam van de 18e-eeuwse Franse arts J. Descemet  , naar wie deze laag van het hoornvlies is genoemd [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord descemetitis -
verkleinwoord - -

descemetitis

  1. (medisch) oogaandoening waarbij een bepaalde laag van het hoornvlies ontstoken is
     Bij enting in het corpus vitreum verwekt zij een intra-oculaire follikelvorming en bij verdere passages door de voorkamer een descemetitis.[2]
  1. descemetitis op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Giessen, Hendr. Jan van der
    “Bijdrage tot de kennis van ophthalmia militaris of trachoom”, proefschrift (1939), L.E. Bosch en Zn., Utrecht, p. 67