Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·pu·taat·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord deputaatschap deputaatschappen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het deputaatschapo

  1. afvaardiging van een protestantse kerk
     "De uitkomsten zijn stevig binnengekomen", zegt ouderling Kasper Nipius van het Deputaatschap Diaconale Maatschappelijke Zorg van Gereformeerde Gemeenten in het Nederlands Dagblad. "Je hoopt stiekem dat het meevalt, maar de cijfers geven wel aan dat meer preventie nodig is. We moeten hier als kerken mee aan de slag."[1]
     Hoewel de VU niet is opgericht als kerkelijke universiteit, had met name de theologische faculteit tot de jaren 70 een sterke binding met de Gereformeerde Kerken in Nederland. Zo bestond er in de Gereformeerde Kerken een apart deputaatschap dat de verstandhouding tussen de Kerk en de faculteit Theologie van de VU regelde.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Een op vijf reformatorische gezinnen kent verslaving, drempel hulpvraag hoog” (20-07-2019), NOS
  2.   Weblink bron “Vrije Universiteit Amsterdam” (geraadpleegd 7/3/2021), Wikipedia