denoteren
- de·no·te·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
denoteren |
denoteerde |
gedenoteerd |
zwak -d | volledig |
denoteren [1]
- (verouderd) datgene aanduiden wat het voorwerp noemt
- Het woord 'denoteren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.