Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • delg·den uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitdelgen

delgden (...) uit

  1. meervoud verleden tijd van uitdelgen
    • Wij delgden uit. 
    • Jullie delgden uit. 
    • Zij delgden uit. 

Gangbaarheid